Natuurgeneeskunde is de oudste vorm van geneeskunde. De primitieve mens maakte al gebruik van kruiden en planten om gezond te blijven of om te genezen.
Natuurgeneeskunde gaat uit van het zelfherstellend vermogen van het lichaam( zoals bijv. je snijdt per ongeluk in je vinger, en het lichaam herstelt dat zelf). Het zelfherstellend vermogen wordt beïnvloed door allerlei factoren, zowel vanuit het dier zelf als vanuit de omgeving. Denk daarbij bijvoorbeeld aan voeding of leefomstandigheden. Hoe beter een dier in zijn/haar vel zit (geestelijk en lichamelijk) hoe groter het zelfherstellend vermogen en hoe groter zijn/haar weerstand.
Het is een holistische denkwijze waarbij ziekte wordt gezien als een symptoom van een disbalans in het lichaam. Dit betekent dat er naar het gehele dier wordt gekeken, zowel mentaal als fysiek, niet alleen naar de klacht maar juist naar wat de oorzaak van de klacht zou kunnen zijn. Door de oorzaak aan te pakken kan de disbalans hersteld worden en kan het symptoom (ziekte ) verdwijnen of verminderen.
Natuurgeneeskunde kan meestal goed naast, maar ook na een reguliere diergeneeskundige behandeling ingezet worden, als aanvullende en natuurlijke dierenzorg.
Ook kunnen natuurgeneeskundige middelen/maatregelen preventief worden ingezet om te voorkomen dat het dier ziek wordt.
Het is nadrukkelijk geen vervanging van de dierenarts. Bij acute en levensbedreigende situaties is het altijd raadzaam eerst uw dierenarts te raadplegen.